We hadden afgesproken om 14.00 u in de vertrekhal van Schiphol.  Aangezien ik mijn medereizigers  nog nooit ontmoet had, was het even spannend hoe de groep zou samengesteld zijn.  Het bleek dat we met 3 Belgen waren, en de overige 12 waren Nederlanders.  Even voelden we ons in een aangepaste versie van het expeditie Robinson programma.  Maar tijdens de heenreis zouden we tijd genoeg hebben om elkaar te leren kennen.

De reis liep van Schiphol naar Londen, dan nog een tussenstop in Doha (= hoofdstad van het Arabisch staatje Qatar) en tenslotte naar Kathmandu, de hoofdstad van Nepal.  In totaal zijn we toch bijna een volledige dag onderweg geweest.  En omdat het in Nepal 5 uur vroeger is dan bij ons kwamen we rond 15.30 u aan in Kathmandu.  Daar stond onze reisbegeleidster ons op te wachten.

 

De eerste ervaring met de nepalese bevolking was letterlijk “overdonderend” te noemen.  Onze groep werd immers aangeklampt door een tiental taxichauffeurs en minstens zo veel kinderen die ofwel onze bagage wilden dragen, of om geld of een pen stonden te bedelen.  Omdat we toch nog een beetje wantrouwig stonden t.o.v de bevolking droegen we onze bagage zelf naar het busje dat voor ons klaarstond.   Tijdens de rest van de reis zou blijken dat de mensen in Nepal helemaal geen slechte bedoelingen hebben.  Soms kunnen ze wel wat opdringerig zijn, maar meestal willen ze enkel wat helpen in ruil voor wat roepies wel te verstaan.   Aangezien 1 roepie iets meer dan een halve frank waard is, komen wij als “rijke” Europeanen er altijd wel heel goedkoop vanaf. 

Op weg naar het hotel moesten we vaststellen dat Nepal wel degelijk een derde wereld land is.  De kleine, armzielige huisjes, de wirwar van telefoon en elektriciteitsdraden en de enorme chaos in het verkeer.  Het was allemaal teveel om tot ons te kunnen doordringen.

 

Aangekomen in ons hotel werden de kamers verdeeld, en konden we ons wat opfrissen na de vermoeiende reis.  We hadden afgesproken op het dakterras van ons hotel om samen te eten, en om het verloop van de reis te bespreken.  Na het avondeten waren we allemaal zo moe dat we al vrij vroeg ons bed indoken. 

Tijdens de rest van de reis zou ook blijken dat het leven in Nepal meestal begint als de zon opkomt, en dat er na zonsondergang niet al te veel meer gebeurd.  In de steden  daarentegen was er na zonsondergang nog wel wat leven te bespeuren. Maar omdat we meestal rond 7 uur ’s morgens opstonden, bleven we daar ook niet al te lang plakken. 

 

 

Dag 2 tot 5

 

Het programma van de volgende dagen was cultureel getint met een stadswandeling door Kathmandu langs de belangrijkste bezienswaardigheden.  We kregen een rondleiding op durbar square,  en we brachten een bezoek aan het hindoe complex Pashupathinath, en aan de boedhistische tempels Bodnath en Swayanbunath (ook wel apentempel genoemd).  Ik kan je aanraden om zeker en vast eens een taxirit te maken door Kathmandu.  Je wordt zot van al het getoet en gebel van auto’s, fietsen, riskja’s, enz. en je denkt elk ogenblik dat je ergens tegenaan zal botsen.  Het is een hele ervaring.  En wonder boven wonder gebeuren er vrij weinig ongevallen volgens mij.

 

 

 

 

 

Dag 6 tot 15

 

Op dag 6 vertrokken we per bus naar de startplaats van de trektocht.  Deze busrit zou een 6-tal uren duren, maar volgens mij hebben we op die 6 uur geen 100 km. gereden.  Ik denk dat dit dus wel een vrij duidelijk beeld schept van de toestand waarin de wegen zich bevinden.

Een kleine anekdote over deze rit wil ik toch wel even vertellen.  In Kathmandu was onze bagage bovenop de bus gebonden, en onze dragers voor tijdens de tocht waren mee in de bus gestapt.  Na veel centimeterwerk en gemanouvreer  in de drukte van de hoofdstad hielden we na ongeveer 2 uur rijden een korte stop voor een plaspauze.  Na deze pauze stapten onze dragers niet meer in de bus, maar gingen ze boven op onze bagage zitten.  Eerst dachten we dat ze dit deden om in de frisse wind te zitten i.p.v in de warme bus.  Maar een beetje verder bleek dat ze op onze bagage gingen zitten om te voorkomen dat die niet van de bus zou vallen.  De weg was immers zo slecht geworden, dat er anders wel eens iets zou kunnen afvallen wanneer we over een bult of in een put reden.  Als ik me bedenk hoe wij binnen in de bus al van onze zetels schoven, dan vraag ik me af hoe zij het boven op de bus overleefd hebben.

Na de lange rit kwamen we aan onze eerste lodge aan.  Hier werden we met onze neus op de feiten geduwd dat de luxe van ons hotel in Kathmandu de komende 8 dagen wel ver te zoeken zou zijn.  Gelukkig waren we ’s avonds zo moe dat we al blij waren als we een zacht en warm bed kregen.

 

De volgende dagen trokken we steeds hoger het Helambu National Park in.  De omgeving was afwisselend van bossen tot bergflanken.  En telkens zagen we op de achtergrond de hoge pieken van het himalaya gebergte.  De vijfde dag bereikten we het hoogste punt van onze trektocht.  We bevonden ons in een lodge op 3600 meter hoog, en het was hier merkelijk frisser dan op het startpunt van de trekking.  De volgende morgen stonden we om 5 uur op om er op een drafje nog even 400 meter bij te doen zodat we op de top van een berg de zon konden zien opkomen.  Het  was mijn eerste vierduizender, en ik zal hem nooit meer vergeten.  Volledig omringd door bergen van 7- en 8-duizend meter hoog bewonderden we de zonsopgang en voelden we al de inspanningen van de voorbije dagen ter plekke wegglijden.

De rest van de trekking was het dalen geblazen.  Tenslotte kwamen we op het einde van dag 8 in Nagarkot aan.  Omdat dit het einde van de trektocht was hebben we hier ’s avonds een feestje gehouden samen met onze dragers en gids om de goede afloop te vieren.

Nog even een laatste stukje wandelen, en dan kwamen we in Bhaktapur aan.  Hier konden we twee dagen uitrusten van de voorbije inspanningen.  Bhaktapur is ook een van de koningsteden uit de Kathmandu vallei, maar het is veel mooier en rustiger en properder dan de hoofdstad.  En er is zeker zoveel te bewonderen als in de hoofdstad zelf.

 

 

Dag 16 tot 22

 

De volgende fase van de reis was een rafting op de Trisuli-rivier.  Omdat het regenseizoen pas eind september afgelopen was, konden we niet op de Bhoto Kosi rivier raften omdat die voor leken zoals wij nog veel te wild zou zijn.  De Trisuli-rivier daarentegen was veel rustiger, maar er waren toch enkele leuke stroomversnellingen.  Aan het einde van de tweede dag reden we door naar het Chitwan National Park.  Dit park ligt maar op een 500 meter hoogte, en het klimaat is daar dan ook bijna tropische.  Het nadeel was wel dat we ons hier tegen de malariamuggen moesten beschermen, en dat we vanaf zonsondergang dus met lange broek en lange mouwen de hitte moesten trotseren.  Om dan nog maar te zwijgen van dat plakkerige DEET-goedje waar je jezelf moet mee insmeren.  Maar ja, dat zijn nu eenmaal de kleine ongemakken die je er graag bijneemt.

De tijd die we in het park waren stond volledig in het teken van de olifanten en de neushoorns.  De eerste dag maakten we een rondrit door het reservaat op de rug van een olifant, hebben we enkele olifanten gewassen in de rivier en bezochten we een olifantenfarm.  De tweede dag trokken we na een boottochtje in een kano van 20 meter lang de jungle in op zoek naar wilde neushoorns.  En ik kan je garanderen dat je wel stil wordt als zo’n neushoorn je van op 50 meter in de ogen kijkt.

 

Na ons jungle avontuur vatten we de volgende dag de terugrit naar Kathmandu aan.  Een rit van 7 uur bracht ons uiteindelijk terug aan het hotel waar heel onze reis begonnen was.  De laatste dag waren we vrij om te doen wat we wouden, en dit was het ideale ogenblik om de laatste souveniertjes aan te schaffen.  Een aangezien we al 3 weken in Nepal rondliepen hadden we de techniek van het afbieden nu grondig onder de knie.

De volgende morgen stonden we om 6 uur klaar in de vertrekhal van de luchthaven van Kathmandu, en kon onze terugreis beginnen.

 

Het was in elk geval een reis die me nog lang zal bijblijven, en de foto’s die ik genomen heb zullen nog regelmatig mooie herinneringen naar boven brengen.

 

 

Kristof